De gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid is een maatregel die is ontstaan met het oog om de autoassemblage-industrie in ons land te beschermen, maar door ondernemingen uit verschillende sectoren kan worden toegepast.

Doordat de wet de afgelopen jaren werd uitgebreid om de concurrentiepositie verder te versterken, sloop er ook onduidelijkheid in de correcte interpretatie van de criteria van de wet, onder andere over de grootte van de ploegen en de arbeid die ze verrichten. Een recent arrest van het Grondwettelijk Hof onderstreepte deze onduidelijkheid en dreigde de toepassing van de regeling volledig te ondergraven.

Minister van Financiën Van Peteghem maakte daarom werk van een juridische waterdichte overgangsmaatregel tot eind 2026 en kreeg daarvoor groen licht van de regering.

 

Deze overgangsmaatregel moet ondernemingen rechtszekerheid bieden bij de toepassing van de fiscale maatregel en een volgende regering tijd bieden om werk te maken van een noodzakelijke hervorming van de maatregel. Die moet verhinderen dat bedrijven in een situatie van alles of niets belanden wanneer discussie ontstaat over de gelijkheid van de opeenvolgende ploegen.

Bedrijven krijgen de keuze: ofwel via het bestaande systeem blijven werken of opteren voor een bis-variant. Daarin wordt de vereiste dat de opeenvolgende ploegen hetzelfde volume van werk moeten doen uit de definitie van een ploeg gehaald. Dat geeft ondernemingen de mogelijkheid het regime toe te passen, ook als de omvang van het werk in de opeenvolgende ploegen niet gelijk is. In dat geval wordt het bedrag van de vrijstelling wel verminderd. Die vermindering neemt toe naarmate het verschil in werkvolume tussen de opeenvolgende ploegen groter wordt.

 

 

Bron : Persbericht Minister van Financiën Vincent Van Peteghem

Gepubliceerd op13 Jun 2024