De ondernemingen waarin ploegen- of nachtarbeid wordt verricht genieten een gedeeltelijke vrijstelling van de doorstorting van de bedrijfsvoorheffing.

Aan het Grondwettelijk Hof wordt gevraagd of die vrijstelling het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie schendt, in zoverre enkel ondernemingen waarin de ploegen hetzelfde werk doen, zowel qua
inhoud als qua omvang, de vrijstelling kunnen genieten, terwijl ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen varieert volgens piek- en daluren en de ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen vergelijkbaar maar niet hetzelfde is, uitgesloten worden van de vrijstelling.

Volgens het Hof is de voorwaarde dat de ploegen dezelfde omvang van werk moeten verrichten pertinent ten aanzien van de doelstellingen van de wetgever om, enerzijds, te voorkomen dat werkgevers louter omwille van het fiscale voordeel hun arbeidsorganisatie zouden ombuigen naar arbeid verricht in ploegen en, anderzijds, de kostprijs van de maatregel binnen bepaalde perken te houden. Gelet op de ruime beoordelingsvrijheid van de wetgever,
is de voormelde maatregel niet discriminerend.

Bron : Arrest van het Grondwettelijk Hof van 8 februari 2024, nr. 21/2024.

Gepubliceerd op13 Jun 2024