Attentia
info@attentia.be
In tal van ondernemingen zijn, doorgaans zonder dat men er zich van bewust is, arbeidsposten te vinden waar afgezonderd tewerkgestelde werknemers aan het werk zijn. Met de huidige toenemende automatisering zal dit aantal toenemen. Wanneer is het verplicht toezicht van een tweede persoon te voorzien bij afgezonderde tewerkstelling? Dit artikel geeft een overzicht van de wetgeving.
De werkgever is verplicht om bij de uitvoering van een dynamisch risicobeheersingssysteem rekening te houden met de afgezonderd tewerkgestelde werknemers. De risicobeoordeling is verbonden aan de vooropgestelde werkprocessen en de specifieke omstandigheden waaronder het werk moet uitgevoerd worden.
Art. I.2-4 van de Codex over het Welzijn op het Werk verwoordt dit principe als volgt:
Bij de uitwerking, programmatie, uitvoering en evaluatie van het dynamisch risicobeheersings-systeem houdt de werkgever rekening met de aard van de activiteiten en de specifieke risico's eigen aan die activiteiten evenals met de specifieke risico's die eigen zijn aan bepaalde groepen werknemers.
De maatregelen die op basis van een risicobeoordeling worden getroffen, zijn gericht zijn op het beheersen van de gevaren en de eruit voortvloeiend risico's. Dit is mogelijk door de veiligheidsmaatregelen zo ver als mogelijk stroomopwaarts te integreren in de werkmethoden.
Dit leidt tot het zoeken naar organisatorische maatregelen, collectieve en/of individuele beschermingsmaatregelen, maar ook opleidings- en informatiemaatregelen voor de betrokken werknemers die geschikt zijn voor de specifieke problemen met betrekking tot een afgezonderde tewerkstelling. Als onderdeel hiervan is het aan de werkgever om de nodige beschermingsmaatregelen te nemen om de eerste hulp te bieden aan de slachtoffers van een ongeval.
Bovendien moet binnen het kader van het dynamisch risicobeheersingssysteem de interne veiligheidsdienst betrokken worden bij de organisatie van de arbeidsplaatsen, de werkposten en de omgevingsfactoren.
Art. II.1-4 van de Codex over het Welzijn op het Werk verwoordt deze vereiste als volgt:
De interne dienst heeft als opdracht de werkgever, de leden van de hiërarchische lijn en de werknemers bij te staan in de uitwerking, programmatie, uitvoering en evaluatie van het beleid bepaald door het dynamisch risicobeheersingssysteem.
In het kader van dit dynamisch risicobeheersingssysteem heeft de interne dienst volgende opdrachten:
6° advies verlenen over de organisatie van de arbeidsplaats, de werkpost, de omgevingsfactoren en fysische, chemische, carcinogene en biologische agentia, de arbeidsmiddelen en de individuele uitrusting en over de andere elementen van de arbeidsorganisatie, de arbeidsinhoud, de arbeidsvoorwaarden, de arbeidsomstandigheden en de interpersoonlijke relaties op het werk die aanleiding kunnen geven tot psychosociale risico's op het werk.
Dat de gevaren en de eraan verbonden risico’s in gradatie verschillen is de wetgever niet ontgaan en heeft ertoe geleid dat hij de afgezonderde werkzaamheden klasseert in twee groepen nl deze die verlopen onder omstandigheden met:
De belangrijkste voorwaarde om als afgezonderde werknemer tewerkgesteld te kunnen worden, is de beschikbaarheid van een aangepast alarmeringsmiddel bij een mogelijke noodsituatie.
Betreft het een bedrijvigheid die als risicovol wordt ingeschat, dan moet dit alarmmiddel een toezichthoudende persoon zijn.
Deze verplichtingen zijn terug te vinden in artikel 54ter van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB).
Art. 54 ter
Een afgezonderd tewerkgestelde werknemer beschikt over aan de omstandigheden aangepaste alarmmiddelen.
Geen enkel werk dat in gevaarlijke omstandigheden moet worden uitgevoerd mag worden toevertrouwd aan een afgezonderde werknemer. De aanwezigheid van een andere persoon die in staat is snel alarm te geven is noodzakelijk.
De gebruikte terminologie in dit artikel wordt in de volgende paragrafen besproken.
Geen enkele wettekst bepaalt het begrip 'afgezonderde werknemer'. Algemeen wordt aanvaard dat het een persoon betreft die zich zowel buiten het gezichtsveld als buiten het gehoorbereik van een ander persoon bevindt zodat een snelle hulpverlening is uitgesloten. Dergelijke toestanden doen zich geregeld voor.
Denken we hierbij aan het uitvoeren van werkzaamheden door werknemers:
Bij een noodsituatie zullen dergelijke werknemers noch gezien noch gehoord worden.
Hiermee worden veeleer risicovolle omstandigheden bedoeld.
Er bestaat een fundamenteel verschil tussen de begrippen 'gevaar' en 'risico'.
Zo is een gevaar te beschouwen als een intrinsieke eigenschap toegewezen aan de vijf parameters van het M(ens)U(itrusting)O(mgeving)P(roduct)O(rganisatie)-systeem.
De interacties tussen de vijf parameters kunnen risico's genereren.
Bij het uitvoeren van de door de wetgeving opgelegde risicobeoordeling van de jobinhoud moeten deze parameters en hun interacties op systematische wijze onderzocht worden.
De werkgever heeft de plicht om alle potentiële risico's verbonden aan de afzondering van de werknemer te identificeren en te evalueren.
Zo stelt een gevaarlijke omstandigheid een toestand voor waarbij een werknemer wordt blootgesteld aan een of meerdere gevaren afkomstig uit een of meerdere van voormelde parameters.
Het risico op een schadeverwekkende gebeurtenis is daarentegen te beschouwen als een hypothetische afwijking op een voorafgaandelijke gevaarlijke toestand met een schadeverwekkend gevolg.
Wetenschappelijk gezien kan men het risico op een schadeverwekkende gebeurtenis definiëren als zijnde een combinatie van de waarschijnlijkheid op het ontstaan van een schadeverwekkende gebeurtenis (letsel of aandoening) met de omvang (ernst) van de eruit voortvloeiende schade:
R = Ws x E
met: Ws = Wi x Wbl x A
R = risico
E = ernstgraad
Ws = waarschijnlijkheid op schade
Wi = waarschijnlijkheid op een werkincident
Wbl = waarschijnlijkheid op humane blootstelling
A = afwendingsmogelijkheden tot afwending van de schade
Naast de waarschijnlijkheid op een ongeval (Wi) hebben de mogelijke gevolgen (E) uiteraard een doorslaggevende bijdrage in het restrisico.
Ongevallen resulterend in een intoxicatie of verstikking lopen meestal fataal af indien er niet tijdig wordt ingegrepen.
Aangezien de afzondering van een werknemer een verzwarende factor is bij incidenten (verdrinking, verstikking, elektrocutie, enz.) waarbij een snelle hulpinterventie de omvang van de gevolgen kan inperken is het te verklaren dat de werkgever bij dergelijke werkomstandigheden het gebruik van individuele alarmeringsmiddelen of de aanwezigheid van een tweede persoon vooropstelt.
In bepaalde werkomstandigheden (zuurstofarme of toxische omgeving) moet de tussenkomst van de hulpdiensten zo snel als mogelijk gebeuren teneinde te voorkomen dat de gevolgen voor het slachtoffer irreversibel of fataal zijn.
Daarom is het belangrijk om problemen vast te stellen van zodra ze zich voordoen.
Dat vraagt een permanent toezicht.
Vervolgens moet men onmiddellijk maatregelen nemen om het slachtoffer te onttrekken aan de gevaarlijke omstandigheden waaraan het is blootgesteld.
Dergelijke situatie, waarbij een beperking van de interventiesnelheid (verlenging van de wachttijd) zich kan voordoen, kan het gevolg zijn van de lokalisatie van de werknemer (enge besloten werkruimte) of van de periode waarin hij zijn opdracht vervult (op een niet afgezonderde werkplaats maar gedurende een verschoven periode buiten de normale werkuren zoals 's nachts of in het weekeinde).
De risico's verbonden aan afgezonderde tewerkstelling zijn meervoudig en verschillend:
Uit het voorgaande mag afgeleid worden dat artikel 54ter betrekking heeft op risicovolle (in plaats van gevaarlijke) gebeurtenissen die sterk gekenmerkt worden door de noodzaak tot een snelle hulpverlening van de afgezonderde werknemer.
Is de noodzaak tot een dergelijke hulpverlening niet cruciaal, dan vallen tal van afgezonderde tewerkstellingen buiten het toepassingsdomein van artikel 54ter.
Een alarmmiddel is ieder middel waarmee de werknemer zelf zijn afwezigheid kan manifesteren of om hulp kan vragen.
Het is duidelijk dat in voormelde gevallen de oproep tot hulpverlening door de werknemer zonder enige vertraging zelf moet kunnen worden geïnitieerd, de ter beschikking gestelde alarmmiddelen moeten dit dus ook toelaten.
De alarmering mag niet afgestemd zijn op periodiek ingestelde aanwezigheidsmeldingen.
De keuze van het alarmmiddel moet aangepast zijn aan de werkomstandigheden in de meest algemene betekenis van het woord.
Wanneer uit de analyse van de werkomstandigheden blijkt dat de werknemer normalerwijze in staat is om zelfstandig de hulpverlening te activeren kan het gebruik van al dan niet draadloze spraakcommunicatiesystemen worden aanvaard.
Toont echter de risicobeoordeling aan dat dit niet het geval is (bv. door bewustzijnsverlies) dan kan geen gebruik gemaakt worden van een gsm of portofoon maar moet overgeschakeld worden op een automatisch werkend alarmsysteem.
Deze systemen kunnen ofwel vast ofwel mobiel zijn.
Als vaste systemen komen de bewegingsdetectoren in aanmerking voor zover ze het gehele werkgebied van de werknemer bestrijken.
Deze systemen worden echter weinig toegepast gezien een aantal toepassingsmoeilijkheden, zoals de aanwezigheid van dode hoeken, ongeschiktheid voor bewegingsloze werkzaamheden.
Mobiele systemen zijn systemen die door de werknemer zelf worden meegedragen (door vasthechting aan de broeksriem of wegstopping in de broekzak) en waarmee manueel en/of automatisch een alarm kan worden gegenereerd.
De mobiele alarmeringstoestellen kunnen worden ingedeeld in drie groepen, nl. deze die enkel handmatig alarmen genereren, deze die enkel automatisch alarmen genereren en de toestellen die beide systemen combineren.
De toestellen van de eerste groep beschikken over een drukknop die toelaat het alarm te genereren wanneer de werknemer het noodzakelijk acht.
Bepaalde toestellen beschikken over een losruksysteem dat hetzelfde effect heeft als een alarmdrukknop. Dit systeem wordt vooral gebruikt binnen de medische sector.
Op het vlak van de automatische activatie van alarmen kunnen vier functionaliteiten worden onderscheiden:
In een aantal specifieke gevallen (bij werkzaamheden binnen enge besloten ruimten) is het aangeraden een bekabelde communicatie te voorzien omdat de draadloze communicatie kan verstoord worden door het gebruikte constructiemateriaal en de beslotenheid van de ruimte.
Daarenboven is draadloze communicatie vaak slechts mogelijk in één richting tegelijkertijd.
Bij gebruik van voormeld communicatiesystemen moet de operationaliteit (behoorlijke communicatie tussen alle betrokken personen) steeds getest worden bij de aanvang van de afgezonderde tewerkstelling.
Voor personeelsleden zonder vaste werkplaats (nachtwakers) vergt een snelle hulpactie tevens een snelle lokalisatie van het incident.
Deze bijhorende functionaliteit lokaliseert het alarm via een gps-detectie (vooral in open lucht) of via een systeem met bakens (vooral binnen gebouwen).
Bij laatst vermeld systeem gebeurt de directe lokalisatie van de werknemer via zijn aanwezigheid binnen een bepaalde zone omheen iedere baken en wordt de lokalisatie tussen de nabijgelegen bakens bepaald door het door de werknemer te volgen traject.
De lokalisatie verloopt des te nauwkeuriger naarmate de bakens korter bij elkaar staan.
Met gps-detectie, die vooral bij openluchtactiviteiten wordt gebruikt, wordt de plaats van het incident veel nauwkeuriger bepaald.
De overschakeling naar het systeem met bakens komt vooral voor bij werkzaamheden binnen uitgestrekt gebouwen uit gewapend beton of met overbodige stalen structuren.
Het spreekt ook voor zich dat in ruimten met explosiegevaar de alarmmiddelen explosieveilig moeten zijn.
Met betrekking tot afgezonderde tewerkstelling maakt de wetgever een onderscheid tussen de uitvoering van werkzaamheden (activiteiten) waarbij een hulpinterventie:
Bij werkzaamheden waarbij een hulpinterventie hoogdringend kan zijn, is de aanwezigheid van een andere persoon verplicht. Deze persoon moet geen bijzondere kwalificaties hebben, maar moet wel beschikken over voldoende fysieke en mentale capaciteiten om alarm te kunnen slaan.
Deze persoon mag een werknemer zijn, maar dat is geen vereiste.
Zo wordt voor een vrachtwagenchauffeur aanvaard dat hij bij een wegongeval kan rekenen op een voldoende snelle interventie vanwege andere weggebruikers.
Het ARAB art. 53. c) voorziet dat bij werkzaamheden in regenputten, kuilen, vergaarbakken, kuipen en soortgelijke ruimten, de personen die voor die toezichtsopdracht zijn aangewezen tevens belast worden met de reddingsopdracht van het in de besloten ruimte opgesloten slachtoffer.
Zij beschikken hiervoor over de nodige fysieke kwaliteiten, bekwaamheid, opleiding en vorming.
Het is vanzelfsprekend dat de hulpverlener na de onttrekking van het slachtoffer uit zijn benarde situatie moet beschikken over doeltreffende communicatiemiddelen om verdere (externe) interventiediensten op te roepen.
Merken wij hierbij op dat, bij de hulpverlening, het noodzakelijk kan zijn dat de hulpverlener de hiervoor bedoelde ruimte betreedt.
Meermaals moest worden vastgesteld dat geïmproviseerde reddingspogingen, gepaard gaande met betreding van de ruimte in kwestie, fataal zijn afgelopen voor de hulpverlener omdat deze niet de aangepaste bescherming droeg en zelf niet bewust was van de aanwezige gevaren.
Bij reddingswerkzaamheden zonder betreding van de ruimte in kwestie (van buitenaf) moet de betreder een reddingsgordel of -harnas dragen dat via een reddingkoord wordt vastgehouden door de hulpverlener of permanent verbonden zijn met een stevig punt buiten de ruimte.
Bij een verticale evacuatie zijn in ieder geval hijsmiddelen voor reddingdoeleinden noodzakelijk. Deze moeten gebruiksklaar zijn vooraleer de werken worden aangevat.
Art. 53.c) Toezicht en eventuele redding van de betrokken werknemers
De werknemers die te werk zijn gesteld in de onder dit artikel bedoelde plaatsen die moeten verlucht worden wanneer zij er binnen zijn, moeten voortdurend onder toezicht staan en, zo dikwijls als de omstandigheden het vergen, worden afgelost. Een of meer personen, al naargelang van de omstandigheden, zullen speciaal worden aangewezen om dit toezicht uit te oefenen, met zorg het goede functioneren van de ventilatieinrichting gade te slaan en om tot de eventuele reddingen over te gaan.
De personen die met de eventuele reddingswerken zijn belast moeten in hun onmiddellijke nabijheid het daarvoor nodig materieel hebben.
ARAB art. 453.13 voorziet dat bij transportactiviteiten van werknemers m.b.v. bakken, manden en soortgelijke inrichtingen met één enkele ophanging, deze activiteiten moeten gebeuren onder het toezicht van een hiervoor aangestelde persoon.
Art. 453.13
In alle omstandigheden oefent een aangestelde een voortdurende controle uit over de verplaatsing van de inrichting.
Indien de gebruiksomstandigheden van de inrichting hem niet toelaten het met het oog te volgen, volgt een tweede aangestelde de verplaatsing en leidt ze met behulp van een doeltreffend communicatiesysteem.
Bij werkzaamheden aan fabrieksschoorstenen worden ingevolge ARAB art. 462bis werkzaamheden aan afgezonderde werknemers verboden.
Art. 462bis
Voor de uitvoering van de bouw, gedeeltelijk of volledige sloping, verhoging, herstelling en onderhoud van fabrieksschoorstenen in baksteen of beton is het verboden, behalve in uitzonderlijke of spoedeisende gevallen:
…
g) de werken door een arbeider alleen te laten uitvoeren;
Ook de Codex over het Welzijn op het werk bevat enkele artikelen die afgezonderde tewerkstelling behandelen.
Art. III.5-58, alinea 2, van de Codex heeft betrekking op herstellingswerkzaamheden aan ondergrondse houders voor ontvlambare vloeistoffen waar iedere werknemer binnen de houder zijn werkzaamheden moet uitvoeren onder het toezicht van een buiten de houder aanwezige toezichthoudende hulpverlener.
Art. III.5-58, alinea 2
Hiertoe worden inzonderheid de volgende maatregelen getroffen:
…
6° personen die een reservoir of tank betreden zullen een gordel met schouderbanden dragen, die verbonden is met een veiligheidskoord, die tot buiten leidt en vastgehouden wordt door personen die speciaal belast zijn met het toezicht en met de eventuele reddingswerken of dragen een uitrusting die equivalente veiligheidswaarborgen biedt en beantwoordt aan de voorschriften van het KB op de markt brengen van PBM;
…
Voor werknemers waarbij het verplaatsen of positioneren van werknemers gebeurt met behulp van touwen voorziet art. IV.5-18 van de Codex in de verplichte aanwezigheid van personen belast met een eventuele redding.
Art. IV.5-18
Het gebruik van toegangs- en positioneringstechnieken met touwen gebeurt met eerbiediging van de volgende principes en voorwaarden:
…
8° geen enkele werkzaamheid op hoogte waarbij toegangs- en positioneringstechnieken met touwen gebruikt worden mag toevertrouwd worden aan een afgezonderd tewerkgestelde werknemer. De aanwezigheid van een andere werknemer die in staat is snel alarm te geven en de nodige kennis heeft van de procedures voor reddingsoperaties is verplicht;
…
Ook bij duikwerkzaamheden voorziet art. V.4-22 van de Codex in de verplichte aanwezigheid van personen belast met een eventuele redding.
Art. V.4-22
Onverminderd het resultaat van de procedures bedoeld in artikel V.4-5, 1°, zal de minimale samenstelling van de duikploeg bestaan uit:
1° een duiker;
2° een veiligheidsduiker;
3° een chef van de duikwerkzaamheden die eveneens de taak van oppervlakteassistent op zich neemt.
Men kan vaststellen dat, naast ARAB art. 54ter, dat een algemeen toepassingsgebied kent, er een aantal artikelen zijn, zowel in het ARAB als in de Codex, die op expliciete wijze de aanwezigheid van een hulpverlener voorzien.
Lees meer nieuws over: Preventie en bescherming , arbeidsreglementering , arbeidsveiligheid , wetgeving