De bedragen welke worden geboekt in de per 31 december 2022 afgesloten balansen als voorziening voor het in 2023 uit te betalen vakantiegeld, worden slechts als fiscaal aftrekbare beroepskosten beschouwd in de mate dat zij de volgende forfaitaire grenzen niet overschrijden: 

  • 18,20 % van de vaste en veranderlijke bezoldigingen die in 2022 zijn toegekend aan bedienden die het voordeel van de wetgeving betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers genieten, verminderd met het aanvullend vakantiegeld dat in 2022 is toegekend (dat aanvullende vakantiegeld mag ook niet worden opgenomen in de berekeningsgrondslag waarop bovenvermeld percentage moet worden toegepast). 

Onder ‘veranderlijke bezoldigingen’ dient te worden verstaan: de normale periodieke (doch niet vaste) bezoldigingen, zoals commissielonen, premies, percenten en lonen voor gepresteerde overuren. 

Het vakantiegeld zelf, de eindejaarspremies, de 13de maand en de andere gelijkaardige vergoedingen mogen niet in de berekeningsgrondslag van de provisie vakantiegeld worden opgenomen. 

  • 10,27 % van 108/100 van de lonen die in 2022 zijn toegekend aan arbeiders en leerlingen die het voordeel van dezelfde wetgeving genieten.

 

Bijzonderheden

  • Bedienden die uit dienst zijn: de bezoldigingen van de bedienden die de onderneming in de loop van het (boek)jaar hebben verlaten, worden uitgesloten uit de berekeningsgrondslag van de provisie vakantiegeld. 
  • Vervroegd vakantiegeld voor bedienden die hun arbeidsprestaties verminderen: aan bedienden die hun arbeidsduur verminderen wordt reeds in december voortijdig 15,34% vakantiegeld uitbetaald. Dit vakantiegeld voor bedienden met een nieuwe arbeidsovereenkomst met verminderde prestaties werd reeds effectief uitbetaald tijdens het boekjaar en dient dan ook te worden uitgesloten uit de berekeningsgrondslag van de provisie vakantiegeld. 
  • Flexi-job werknemers: het in 2022 aan flexi-job werknemers toegekende flexiloon en flexivakantiegeld mogen niet in de berekeningsgrondslag van het in 2023 te betalen vakantiegeld worden opgenomen, daar de werkgever het flexivakantiegeld samen met het flexiloon moet uitbetalen.  

 

Uitzonderlijke meerkost veroorzaakt door de gelijkstelling van werkloosheidsdagen ingevolge Covid-19 

Ondernemingen die in 2022 veel tijdelijke werkloosheid wegens overmacht corona hebben toegepast, zullen in 2023 opnieuw geconfronteerd worden met een hogere kost aan vakantiegeld dan de provisie zoals hierboven berekend. Er wordt in bovenstaande berekening immers geen rekening gehouden met de gelijkstellingen voor het vakantiegeld.  

Het VBO heeft begin 2021 aan de belastingadministratie de vraag voorgelegd of, gelet op het ontbreken van loonkosten die voor equivalente dagen worden geregistreerd, er een alternatieve en benaderende grondslag kon worden gebruikt. 

Het antwoord van de belastingadministratie hierop, was gelet op de bewoordingen van artikel 49 W.I.B.1992 (dat de definitie bevat over fiscaal aftrekbare kosten) negatief. Immers dit artikel 49 staat niet toe dat een bedrag dat aan een benadering zou zijn onderworpen, in de beroepskosten wordt opgenomen. Zij schreven dat een alternatieve en benaderende berekening in strijd is met de door de belastingwetgeving voorgeschreven beginselen. 

Maar naast het fiscaal begrip aftrekbare beroepskosten (artikel 49 W.I.B.1992) is er ook het fiscaal begrip van de voorziening voor risico’s en kosten (artikel 48 W.I.B.1992). 

Kosten zijn (ingevolge artikel 49 W.I.B.1992) slechts fiscaal als beroepskost aftrekbaar als ze gedaan of gedragen de belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden waarvan de echtheid en het bedrag wordt verantwoord door middel van bewijsstukken of, ingeval zulks niet mogelijk is, door alle andere door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen. In die zin worden als in het belastbaar tijdperk gedaan of gedragen beschouwd, de kosten die in dat tijdperk werkelijk zijn betaald of gedragen of het karakter van zekere en vaststaande schulden of verliezen hebben verkregen en als zodanig zijn geboekt. 

Daarnaast kunnen (ingevolge artikel 48 W.I.B.1992) van de winst worden vrijgesteld, de waardeverminderingen en de voorzieningen voor risico's en kosten die door ondernemingen worden geboekt om het hoofd te bieden aan scherp omschreven verliezen of kosten die volgens de aan de gang zijnde gebeurtenissen waarschijnlijk zijn.

In 2021 werden er door de belastingdienst twee oplossingen voorgesteld aan werkgevers die een hoger bedrag in rekening willen brengen dan het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van de traditionele methode beschreven in voormeld punt 1.1. 

Aanvullende bepaling (artikel 48 W.I.B.1992) 

Indien de werkgever het nodig acht een voorziening voor risico’s en kosten te vormen ter dekking van de geraamde extra kosten - ten gevolge van voormelde gelijkstelling ingevolge Covid-19 - van het vakantiegeld van de werknemers, kan deze voorziening worden vrijgesteld indien vaststaat dat aan alle voorwaarden van art. 48 W.I.B. 1992 is voldaan (voorziening in de zin van het boekhoudrecht). 

Aanpassing van de voorziening (artikel 49 W.I.B.1992) 

Indien de berekening van de voorziening niet het voorwerp uitmaakt van een forfaitaire raming maar gedetailleerd gebeurt (en dit via een geïndividualiseerde berekening per werknemer, uitsluitend op basis van gekende en zekere gegevens), maakt de aldus voor deze werknemers berekende voorziening wel degelijk een liquide en zekere schuld uit in hoofde van de werkgever op 31 december 2022 en bijgevolg, mits naleving van de andere voorwaarden van artikel 49 W.I.B. 92, een fiscaal aftrekbare beroepskost. 


Lees meer nieuws over:

2023 ©
Attentia
Privacyverklaring | Disclaimer