Attentia
info@attentia.be
Bij betaalde sportbeoefenaars bestaat een onderscheid tussen zij die vallen onder de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, en zij die niet onder die wet vallen.
Deze wet definieert een betaalde sportbeoefenaar als hij die de verplichting aangaat zich voor te bereiden op of deel te nemen aan een sportcompetitie of -exhibitie, onder het gezag van een andere persoon tegen een loon dat een bepaald bedrag overschrijdt. Daarbij houdt men rekening met het volledige bedrag waarop de sportbeoefenaar recht heeft (vast loon, winstpremies, onkostenvergoedingen, ...).
Dit jaarbedrag is vastgesteld op 10.200 euro voor de periode van 1 juli 2017 tot 30 juni 2018.
Een KB van 25 mei 2018 bevestigt dit bedrag (10.200 euro) voor de periode van 1 juli 2018 tot 30 juni 2019.
Sportbeoefenaars in de zin van deze wet worden geacht, zonder mogelijkheid van tegenbewijs, verbonden te zijn door een arbeidsovereenkomst voor bedienden. Men moet ze dus bij de RSZ aangeven. Dit geldt tevens voor de trainers in het voetbal, basketbal, volleybal en wielrennen, en de voetbalscheidsrechters van wie het loon het bovenvermelde bedrag bereikt.
Personen die niet onder deze wet vallen, geeft men slechts bij de RSZ aan, indien zij werken in uitvoering van een arbeidsovereenkomst. Dit betekent dat zij presteren onder gezag, en voor hun prestaties een loon ontvangen dat meer is dan een terugbetaling van kosten die ten laste van de werkgever vallen.
Lees meer nieuws over: Verloning , sociale zekerheid , verloning , wetgeving